Vertaling Bijbel, Kanttekeningen SV, [], Ook zullen zij [28]de een den ander niet dringen; zij zullen daarhenen trekken [29]elk in zijn baan; en al vielen zij op een [30]geweer, zij zouden niet verwond worden. 28. Hebr. de man, of een ieder zijnen broeder. 29. Hebr. de man. 30. Of, een lang, bloot zwaard; zie 2 Kron.23:10, en Neh.4:17. De zin is: dat zij met geen tegenweer, al ware het nog zo scherp, zullen kunnen worden afgekeerd, zij zouden [om zo te spreken] door blote zwaarden onbeschadigd doordringen.